-
1 espionnage
-
2 spy out the land
het land verkennen, het land bespioneren -
3 spy
n. spion; dubbelagent; stinker--------v. spioneren; bespioneren; bespeurenspy1[ spaj] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: spies〉♦voorbeelden:————————spy2〈 spied〉1 spioneren ⇒ spieden, loeren; een spion zijn♦voorbeelden:1 spy (up)on • bespioneren, bespiedenspy at • kijken/gluren/loeren naarII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ I spy (with my little eye) • ik zie, ik zie, wat jij niet ziet
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский